Ionisatiebeveiliging
Als de gasklep open is, is het uit veiligheidsredenen nodig om continu te meten of het gas ook daadwerkelijk brandt, anders ontstaat er een explosierisico.
Vroeger gebeurde dit met een thermokoppel die de verbrandingswarmte mat.
In moderne cv-ketels werkt deze beveiliging met een ionisatiepen welke de ionisatiestroom meet. De ionisatiestroom ontstaat als volgt:
De gasvlam verhit de verbrandingsgassen en de lucht waardoor deze geïoniseerd raken. Het geïoniseerde gas kan een zeer kleine elektrische stroom geleiden welke de ionisatiepen kan meten. Als deze stroom aanwezig is, blijft de gasklep open.
Als het uitstromende gas onvoorzien stopt met branden (omdat het uitwaait of door een korte onderbreking van de gastoevoer), is er geen geïoniseerd verbrandingsgas meer en vloeit er ook geen elektrische stroom meer door het gas. De ionisatiepen detecteert het gebrek aan elektrische stroom en geeft het signaal om de gasklep te sluiten.
Ontsteking
Op het moment dat de de cv-ketel moet verwarmen opent de gasklep en de ontstekingspen gaat vonken afgegeven. Deze vonken ontsteken een kleine aansteekbrander of direct de hoofdbrander. Bij toepassing van een aansteekbrander opent de hoofdgasbrander enkele seconden nadat de beveiliging heeft geconstateerd dat de aansteekbrander brandt. Indien de hoofdbrander direct wordt ontstoken, controleert de beveiliging of deze brander brandt.
Als de ontstekingsprocedure mislukt wordt deze een paar keer herhaald. Als het gas na een aantal pogingen nog steeds niet brandt, stopt de ontsteking en de display van de cv-ketel laat een storingscode zien.